"Tout seul dans le bois?" vroeg een van de vier kranige oude dames die ik tegenkwam, ergens tussen Botrange en Malmedy. Stoer antwoordde ik: "Il n'y a pas de loup méchant," maar mijn opmerking werd niet op prijs gesteld. De dames vertelden dat er daadwerkelijk wolven rondliepen in de Fagnes. Ik kon alleen maar lachen, want mijn Frans was niet goed genoeg voor een diepgaand gesprek. Uiteindelijk gingen we ieder onze eigen weg: zij bergafwaarts, ik bergopwaarts. De etiquette over wie voorrang heeft, ontgaat me nog steeds.
Op de eerste dag van mijn wandeling ontmoette ik twee jonge Brugse meiden. Ze spraken me aan omdat ik alleen was, en de volgende dagen zouden we elkaar nog meerdere keren tegenkomen en zelfs bij naam noemen. Zij werden mijn poolster en sociale oplaadpunt. Hoe heerlijk ik het ook vind om alleen te zijn, ook mijn behoefte aan sociaal contact moet zo nu en dan worden bevredigd.
Op de laatste dag werd mijn talenknobbel serieus op de proef gesteld. Een Vlaamse man met een Duitse vrouw kruisten mijn pad, net nadat ik in het ijskoude water had gezwommen. De vrouw sprak Duits, de man Nederlands, en als we elkaar niet begrepen, schakelden we over op Frans of Engels. Ook zij redden mijn dag door me de weg te wijzen door een verwoest landschap.
Veel mensen vragen me hoe ik het doe, zo alleen wandelen. Ik zou het iedereen aanraden. Het is bevrijdend om op jezelf aangewezen te zijn en alleen met jezelf rekening te hoeven houden. Alleen wandelen is als het leven zelf: een reis vol onverwachte wendingen, keuzes en ontmoetingen die je vormen.